Deze groep staat ook bekend als de geweerdragers. De geweren waarmee zij marcheren zijn onklaar gemaakte militaire exercitie wapens. Het geweer wordt aan de rechterzijde gedragen, vastgehouden met een gebogen arm en met de hand aan de riem. Deze schutters kunnen ook echte schutters zijn en nemen vaak deel aan exercitie wedstrijden, vergelijkbaar met militaire oefeningen die ook bij de krijgsmacht plaatsvinden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de Oude en de Nieuwe Exercitie. Het uitvoeren van deze exercitie vereist uiteraard veel discipline en oefening om de uitvoering synchroon te laten verlopen.

Achter de officieren marcheren de geweerdragers of soldaten, opgesteld in groepen van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem. Of in groepen van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm en hand onder de kolf. In essentie vormt deze groep het kern corps van de schutterij. Het zijn de mannen (en in toenemende mate vrouwen) die als gelijkgestemde broeders het schutters gebeuren vorm en inhoud geven. Ongeacht rang of stand geldt dat schutters gelijk zijn.

Volgens het ‘Normenboekje’, het wedstrijdreglement dat wordt uitgegeven door de Stichting Steun aan het Schutters- en Gildewezen in de beide Limburgen (SAS), moet een vereniging minimaal 16 gewapende leden hebben om officieel als schutterij te worden erkend. Elk lid dat ‘achter het vaandel loopt’, inclusief de tamboer-majoor, vaandrig en commandant, wordt beschouwd als gewapend. Vanwege de groeiende populariteit van drumbands en het officiers schap bestaat echter het risico dat de samenstelling van de vereniging onevenwichtig wordt, met mogelijk te weinig geweerdragers. Daarom beoordeelt de jury in de optocht niet alleen punten voor de ‘algemene indruk’, zoals de wijze van marcheren, correctheid in uniformering, netheid en onderhoud, maar ook voor het ‘mooiste geheel’.